0593-525674 | 06 558 72 187 info@veningahijken.nl

Biofumigatie

Op een aantal percelen passen we biofumigatie toe. Door het inperken van het gebruik van chemische grondontsmetting moesten we op zoek naar een oplossing voor de beheersing van aaltjes¹ die voorkomt in onze lelievelden. Aaltjes zijn een probleem in de lelieteelt en tulpenteelt. Wij hebben ervoor gekozen om proeven te doen met biofumigatie². Voor biofumigatie zaaien we sereptamosterd.

 

Sereptamosterd bevat stofjes die dodelijk zijn voor aaltjes en schimmels. Dit gewas laten we groeien totdat de eerste bloemen zichtbaar zijn in de planten. Op dit moment zit de hoogste concentratie actieve stof in de planten en er wordt dan gekozen om de plant te klepelen en onder te spitten en dicht te rollen, zodat het gevormde gas langer in de grond blijft.

¹Aaltjes

Aaltjes komen voor in grond, zaad en plantmateriaal en kunnen dan de wortels aanprikken. Het aanprikken leidt tot wondjes waardoor bacteriën, schimmels en dergelijke het gewas kunnen binnendringen en aantasten. Aaltjes kunnen ook plantenvirussen overdragen tijdens het aanprikken. Planten die aangetast zijn, worden zwakker en kunnen afsterven.

 

²Biofumigatie in het kort

Biofumigatie is het ontsmetten van de grond met behulp van gassen die vrijkomen na het verhakselen en onderwerken van plantenresten. Vooral gewassen uit het koolgeslacht lenen zich voor deze toepassing. Zij bevatten de zwavelhoudende stof glucosinolaat. Deze stof is op zichzelf niet giftig, maar wordt bij het kneuzen van het gewas door een in de plant aanwezig enzym omgezet in isothiocyanaat. Dit afbraakproduct is chemisch nauw verwant aan de actieve verbindingen in metamnatrium (de werkzame stof in het grondonstmettingsmiddel Monam).

Hoge gehaltes van actieve stoffen aanmaken

Voor een goed resultaat moeten de planten hoge gehaltes van de actieve stoffen aanmaken. Sareptamosterd (Brassica juncea) of bruine mosterd is op deze eigenschap geselecteerd. Uiterlijk lijkt de plant sterk op gele mosterd, maar hij is nauwer verwant aan kool(zaad). Om een massaal gewas te bereiken vraagt de plant meer stikstof dan een gewone groenbemester. Adviezen lopen uiteen van 50 tot wel 120 kilo zuivere stikstof per hectare.

Sareptamosterd heeft ongeveer acht weken nodig om zich te ontwikkelen. Tegen de bloei wordt het volledig klein geklepeld, waarna het zo snel mogelijk in de grond wordt gewerkt, liefst in dezelfde werkgang. Met een rol wordt de grond aangedrukt om het vrijkomende gas in de grond te houden. Wanneer de grond niet voldoende vochtig is, is beregening noodzakelijk om het biofumigatieproces in gang te zetten.

De grond moet twee weken gesloten blijven liggen om het gas zijn werk te laten doen. Behalve aaltjes en bodemschimmels bestrijdt het gas ook onkruidzaden. Na het opentrekken van de grond moet het perceel eerst een week ‘uitwasemen’ om ongewenste nawerking op de opkomst van het volggewas te voorkomen.